
Training design
Traditioneel gezien ligt de nadruk bij instructieontwerpmodellen in de beginfase van een leerproces sterk op het trainen van deeltaken. Het 4C/ID-model pleit echter voor een gestructureerde combinatie van beide. De opeenvolging van complete taken vormt de ruggengraat van de training, terwijl het oefenen van deeltaken het leren ondersteunt of de routinematige vaardigheden opfrist, op het moment dat deze het meest nodig zijn in dit leerproces. Het ontwerpen van een trainingssessie is een gedetailleerd proces met zorgvuldige overwegingen. De TNA richt zich voornamelijk op de grote lijnen en de overkoepelende competenties. Bij een trainingsontwerp worden kleine operationele details onderzocht en wordt de training in de vorm van blauwdrukken uiteengezet. In eerste instantie worden blauwdrukken ontworpen zonder beperkingen, om te voorkomen dat de training wordt gestuurd door beperkingen. Als de beperkingen in een nieuw trainingsontwerp doorslaggevend zijn, bestaat het risico dat de training door beperkingen wordt gestuurd. Dit kan potentieel resulteren in inefficiënte en/of ineffectieve training.
Het ontwerp wordt vervolgens aangepast aan de aanwezige beperkingen.
Een blauwdruk omvat:
Leertaken binnen een module (complete en deeltaken)
NLR gebruikt een benadering die bestaat uit leren van de complete taak (1) en oefenen van deeltaken (2). De aanpak maakt gebruik van ervaringsgericht leren, wat betekent dat leren plaatsvindt in de volledige context van de operatie. De leertaken worden daarom complete taken genoemd. Bovendien kunnen delen van de complete taak afzonderlijk van de complete taak geselecteerd en geoefend worden. Dit bevordert de automatisering van de vaardigheid of kan een kans zijn om de competentie geïsoleerd te trainen. De blauwdruk presenteert een structuur van complete en deeltaken, verdeeld in modules en toenemend in complexiteit.

Complexiteitsfactoren
Operationele omstandigheden worden vertaald in complexiteitsfactoren, waarmee de complexiteit van complete taken kan worden afgestemd op de voortgang van de deelnemer. Het weer tijdens een vlucht is een voorbeeld van een complexiteitsfactor. Maar het weer kan natuurlijk niet veranderd worden. Een complexiteitsfactor die makkelijk te beïnvloeden is, is de ondersteuning van een instructeur. Daarom moeten de complexiteitsfactoren op elkaar worden afgestemd om een niveau van complexiteit te bereiken dat past bij de competenties van de deelnemer.
Ondersteunende kennis, just-in-time kennis en het niveau van instructieve ondersteuning
De complexiteit van de complete taken neemt per module toe. Binnen elke module neemt het niveau van de ondersteuning door de instructeur af (weergegeven in blauw binnen de complete taak). Ondersteunende informatie (3) en Just-In-Time (JIT)-informatie (4) worden verstrekt ter ondersteuning van de uitvoering van de complete taak in de verschillende scenario’s. Ondersteunende informatie wordt aan het begin van een module gegeven, dit is vaak kerninformatie. Just-In-Time-informatie wordt gegeven vlak voordat het nodig is. Deze informatie is vaak erg specifiek.